En ineens. Weg. Ze was er al een hele tijd niet meer. Of eigenlijk, soms was ze er wel. Heel soms. En als ze er was: geborgenheid, hoop. Hoop dat ze dit keer misschien iets langer zou blijven. Even maar. Lang genoeg om dat moment te kunnen koesteren. Om je voor even in een normale wereld te wanen. Wat normaal dan ook mag betekenen.

Ze kwam steeds minder. Of deed alsof. Misbruikte de geborgenheid. Sloeg je ermee om de oren. Weg was de hoop. Terug was de woede. Het verdriet. Je bent er weer ingetrapt. Die normale wereld is niet voor jou. Die verdien je niet. Je bent slechts een marionettenpop. Dient klaar te staan voor haar vermaak. Wanneer het haar uitkomt.

Terug bij af. Tot ze ineens weer tevoorschijn kwam. En ze jou probeerde te lokken. Voor even: hoop. Voor heel even. Dat trucje werd oud. Het getouwtrek te vermoeiend. Tijd om de touwtjes zelf in handen te nemen. Haar met de waarheid om de oren te slaan. Nu is het klaar. Niet verlost. Wel in controle.

Maar nu is ze weg. Echt weg. Ze komt niet meer terug. Ze kan je niet meer lokken. Niets meer verwijten. Niet meer pijn doen. Ze kan je alleen nog de geborgenheid bieden die jij zo graag wilde. Via de herinneringen. De herinneringen die je niet wilde toelaten. Uit zelfbescherming. Bang om te hopen. De herinneringen die je niet meer kon toelaten. Geblokkeerd door woede en verdriet.

Zij is weg. Degene die jou zoveel verdriet en pijn heeft gedaan. En toch zal ze er altijd zijn. De moeder die jou heeft gevormd. Gevormd tot een ijzersterk persoon. Die geborgenheid en veiligheid kan bieden als geen ander. Met wie je kunt lachen en huilen. Lachen tot je ervan moet huilen.

Nee, de normale wereld is niks voor jou. Jij verdient meer dan dat.