Rust. Geen blaffende honden. Jankende katten. Alleen een zuchtje wind. Of een auto in de verte. Een snurkende buurman.

Een bijna heldere hemel. Geen wolken. Wel sterren. Lichtjes van een passerend vliegtuig.

De geur van regen. Van bomen. Een natgeregend bos. Frisse lucht. Geen uitlaatgassen. Of geur van hondenpoep.

Je waant je op de camping. Ver van de bewoonde wereld. Ver van je sores thuis. Geen gedachten. Je hoofd is leeg.

Een piepje in de verte. Batterijen van een brandmelder die moeten worden vervangen. Een loeiende koelkast. Geluiden die je weer thuis brengen.

Voor even was je even helemaal weg. Op je balkon. Thuis.