Ik wil het niet horen. Ik wil het niet zien. Vliegtuigen verdwijnen. Worden neergeschoten. Mensen worden gemarteld. Worden onthoofd. Geliefden komen nooit meer terug.

Zoveel ellende, zoveel verdriet. Zo ver weg, maar zo dichtbij. Ik wil het niet voelen. Maar het wordt je opgedrongen. Door je strot gedouwd.

Ondertussen voer je jouw eigen strijd. Werk. Studie. Familie en vrienden. Je rent je rot. Maar wat zeur je nou. Het is jouw keuze. Jij bent niet op de vlucht. Hoeft niet alles achter te laten. Een luxeprobleem?

En toch. De een vecht om zich staande te houden tijdens een economische crisis. De ander om zijn familie in leven te houden. Een ander werelddeel. Een ander gevecht. Ieder zijn eigen strijd.

In de tussentijd. Blijven hopen. Blijven werken. Aan vrede. Met jezelf. En de wereld proberen te bekijken door de ogen van je eenjarige neefje. Slapen, eten, je behoefte doen. Het enige wat moet. Zingen, brabbelen, gieren van het lachen. Gewoon. Omdat het kan. Geen vuiltje aan de lucht. Slechts een vogel die voorbij vliegt.