Je huppelt niet meer als toen. Toen je nog een klein meisje was. Met twee staartjes in je haar. Een aanstekelijke glimlach op je gezichtje. En je niet beter wist dan dat alle mensen lief zijn. Het beste met je voor hebben. Je niet opzettelijk pijn willen doen.

Nu weet je wel beter. Af en toe een huppeltje. Als niemand kijkt. Een voorzichtige glimlach. Je weet maar nooit wie je binnenlaat. Toch weet je maar al te goed. Je zal het nooit helemaal afleren. Dat meisje zal er altijd zijn.

Je hebt geen keus. Ze duwt je vooruit. Of sleurt je mee. Als je niet vooruit te branden bent. Hoe dan ook. Je gaat nieuwe contacten aan. Beleeft nieuwe avonturen. Met alle gevolgen van dien.

De weg kwijt. Een gebroken hart. Liefdesverdriet. Of. De mooiste herinneringen. De gaafste ervaringen. De meest bijzondere ontmoetingen. Je bent bang door de nare ervaringen. En toch. Nieuwsgierig naar het onbekende.

Dus je gaat. En je blijft gaan. Voorzichtig huppel je achter de vlinders aan. Tot grote vreugde van dat kleine meisje. Dat kleine meisje met dat mooie, grote hart. Zij weet ook. Hoe je haar ook wilt beschermen. Haar hart zal breken. Maar jij niet.