Je blonde haren. Blauwe ogen. Glimlach van oor tot oor. En je huppelende pas. De onschuld zelve. Jij was een hit. Kon niks verkeerd doen. Eén blik in je onschuldige ogen. Een eventuele misstap werd vergeven.

Van de een op de andere dag. Weg vergevingsgezindheid. Een piercing. Je paste niet meer in het ‘perfecte’ plaatje. Bleek geen typisch meisje-meisje. Blikken van afschuw. Afkeur. Je vond het verschrikkelijk.

Een enkeling waagde de sprong. Raakte met je in gesprek. Zo anders was je eigenlijk niet. Van binnen. Anderen hielden vast aan hun principes. Keken je met de nek aan. Je leerde ermee omgaan. Ieder heeft zijn eigen mening. Het zij zo.

De blonde haren en blauwe ogen. Wellicht compenseerden ze het een en ander. Het bleef bij afschuw. Afkeurende blikken. Hoe verschrikkelijk je het toen ook vond. Nu spreek je van geluk. Haat is jou gespaard gebleven.

Haat omdat je anders zou zijn. Omdat je niet zou voldoen aan zekere normen en waarden. Omdat.. ja, waarom eigenlijk? Je leven laten beheersen door zoiets naars. Je snapt het niet. Wil het niet snappen. De gedachte alleen al maakt je misselijk.

Een ander haten. Je zou niet eens weten hoe dat moet. Je gunt een ander het leven. Kun je niet met elkaar leven. Dan naast elkaar. Dat is wat je hebt geleerd. ‘Anders’ of niet. Wat dat ‘anders’ ook mag betekenen.

Een bericht in de media over haat. Voor de zoveelste keer. Je denkt terug aan het huwelijksfeest van pasgeleden. Aan de groep feestvierders. Meerdere nationaliteiten. Eigen gewoontes. En toch. Een blik om je heen. Een ruimte vol blije gezichten. Een ruimte vol liefde. Hoe moeilijk kan het zijn?