Je bent niet bang. Niet voor de grote wolf. Niet voor de monsters onder je bed. Niet om alleen de straat op te gaan. En je moeder stelt zich aan. Als ze voor de zoveelste keer zegt dat ze wakker heeft gelegen. Ze wist niet of je veilig thuis was.

In deze moderne wereld? Doe toch normaal, mam. Je hoeft niet bang te zijn. Het is maar Nederland. Het kleine kikkerlandje. Hoe vaak ben je wel niet alleen naar huis gefietst. Overdag. Midden in de nacht. Vroeg in de ochtend. Dat moet toch kunnen!

Maar na deze week sla je de avondwandelingen over. De donkere bossen waar je langs komt. De duinen. Je bent niet bang. Je bent boos. Misselijk. Woedend. Maar vooral machteloos. Al sta je nog zo sterk in je schoenen.

Fout van het rechtssysteem of niet. Er zijn nou eenmaal nare mensen in de wereld. Zieke mensen. Eén moment van onoplettendheid. En het is gedaan. In deze wereld die de ene dag zo mooi lijkt. De andere dag een hel. Daar heb je mee te leven.

Je bent niet bang. Je wilt niet bang zijn. Maar dat kleine meisje in jou. De tranen van dat kleine meisje. Die kun je nu niet negeren. Het verdriet. De onmacht. Gaan door merg en been. Dit valt niet uit leggen. Niet te begrijpen.

Hoe stel je dat meisje gerust. Hoe zeg je je moeder dat ze rustig kan gaan slapen. Als je het zelf even niet meer weet. Die mooie wereld is op zo’n moment ver te zoeken. Al sta je er middenin. Kijk dan! Maar je durft niet. Wat nou als? Als je even niet oplet.