Een muur. Een hoge, dikke muur. Van verdriet. Tranen. Boosheid. Hij zou je omringen. Gevangen nemen. Verstoppen voor de buitenwereld. Ze zijn samengekomen. Een strategie beramend. Die muur moet naar beneden. Hoe dan ook. Jij moet bevrijd.

Om de muur heen lijkt geen optie. Hoe langer het duurt. Hoe hoger de muur. Bereid om de aanval in te zetten. Staan ze klaar. Steentje voor steentje duurt te lang. Misschien een sloopkogel? Een stormram?

Een muur. Een hoge, dikke muur. Je hebt de geruchten gehoord. Maar ziet hem niet. Jij hebt je blik op iets anders gericht. Op hoe het was. Hoe het kon zijn. Een blik op het hier en nu. Op wat er niet meer zal zijn. Op wat er nog wel is.

De enige muur waar jij van weet. Is de muur die je onderweg tegenkwam. Die je gebruikt als rugleuning. Niet om je achter te verstoppen. Niet om je af te schermen. Een steunmuur. Een rustpunt voor onderweg. Voordat je weer verder gaat.

Je laadt je op. Aan de lieve woorden. Knuffels. Die een postduif met zich meebrengt. Kleine gebaren van grote betekenis. Het opbouwen van een muur. Je moet er niet aan denken. Even opladen. Even steunen. Is alles wat je doet. Alles wat je nodig hebt.