Nog maar een week. Dan ben je drie weken weg. Je moet nog zoveel regelen. Maar je weet niet wanneer. Je vraagt input maar er wordt niet op gereageerd. Behalve als je alles al geregeld hebt. Bedankt, maar nee bedankt. 

Stress. Complete stress. Je rent je een ongeluk. De hamster in je hoofd heeft ondertussen de conditie van een triatleet. Je moet nog iets schrijven. En dat ene boek moet echt nog uit voor volgende week. Op vakantie kun je dan mooi aan dat andere boek beginnen.

Gaan, gaan, gaan. Overdag ben je moe. ‘s Nachts klaarwakker. Zo schiet het niet op. Je dwingt jezelf om te gaan slapen. Dus heb je twee tellen later dat boek maar opengeslagen. Je ziet de woorden. Maar te moe om te lezen. Dan maar weer boek weg en slapen.

Wanneer je eindelijk slaapt, besluit je kat te gaan spoken. Loopt mauwend door het huis. Plant hier en daar een haarbal. Het liefst naast je bed. Voor het verrassingseffect hier en daar ook nog een beetje gal. Of een half verteerd kattenbrokje.

Voor de vakantie nog even afgesproken met die. Oh en met die. Oh ja, vandaag een lunch voor vaderdag. Tijd niet in de gaten. Wind tegen op de fiets. Eenmaal fiets geparkeerd, huppel-ren je om de tijd enigzins in te halen. Je bent te laat. Al ben jij de enige die dat een probleem vindt. Het is weekend. 

En daar zit je dan. Op het strand. In de zon. Omringd door warmte. Alle kanten opgesleurd door je neefje. Spelen in het zand. Wegrennen voor de golven. Of gewoon blijven staan. En helemaal nat worden. Gewoon omdat het kan. Bijpraten met je nichtje. Ze wordt al zo groot. 

Verbrand en wel lig je ‘s avonds in je bed. Moe en voldaan. Trots en gelukkig. Compleet de stress vergeten. Al loopt het even anders. ‘Dat geeft toch niet?!’ De wijze woorden van een driejarige. Een planning is zo weer aangepast. Net zoals natte kleren gewoon weer opdrogen in de zon.